Over de Citroenvlinder
Het mannetje van de citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) is felgeel, het vrouwtje lichtgroen.
Midden op elke vleugel staat een oranje stip. Zowel de voor- als achtervleugel is in een punt uitlopend.
Fotogalerij
Specificaties
| Wetenschappelijke naam |
Gonepteryx rhamni
|
|---|---|
| Familie |
Pieridae
|
| Habitat |
De citroenvlinder komt van West-Europa en Noord-Afrika tot Siberië voor. Hij is vooral te vinden langs bosranden en struwelen in parken en tuinen. Ze vliegen in de periode van februari tot mei en van juli tot oktober. De citroenvlinder overwintert als volwassen vlinder in struikgewas of dichte graspollen.
|
| Voedsel |
Het citroentje drinkt nectar van meerdere bloemsoorten, zoals distels, vlinderstruik en koninginnenkruid. De twee voedselplanten voor de rupsen zijn sporkehout en wegedoorn.
|
| Hoogte |
5-6cm
|
| Gewicht |
0,1g
|
| Broedtijd |
April
|
| Nest |
De eitjes (ca. 100 stuks) worden afzonderlijk afgezet op jonge takken en bladeren van Rhamnus frangula (sporkehout) en Rhamnus cathartica (wegedoorn).
|
| Geluid |
.
|
| Kenmerken |
.
|
| Jongen |
Het vrouwtje zet haar eieren in april af op bladeren van de vuilboom (sporkehout) en wegedoorn. De rupsen eten namelijk enkel bladeren van deze planten.
|



