Tuinfluiter

Tuinfluiter

De tuinfluiter (Sylvia borin) is bijna even groot als de huismus, maar is veel slanker. Zijn bovenzijde is egaal bruin en zijn onderzijde licht beigebruin. De tuinfluiter heeft een vrij stevige snavel en lichtgrijze poten. De tuinfluiter heeft geen opvallende tekening. Hij leidt een verborgen leven en is vaker te horen dan te zien.

Grootte

Even groot als de huismus. Zijn spanwijdte: 20 tot 24 cm.

Gewicht

16 tot 23 gram

Habitat

De tuinfluiter is een talrijke en wijd verspreide broedvogel in struikenrijke bossen, parken, grote tuinen, moerasgebieden en rivierdalen.Ook komt de Tuinfluiter in berggebieden tot 2000 meter, in elzenstruiken. Het is een trekvogel, overwintert in Afrika

Nest

Ze maken een los, slordig nest van halmen en wortels en verbergen het goed, laag in de struiken

Jongen

De tuinfluiter broedt in mei-juni met 1 à 2 broedsels. Per broedsel 4 tot 5 witte of groenige eieren met bruine vlekken.

Voedsel

De tuinfluiter eet insecten, insectenlarven en spinnen. In de late zomer eet hij ook bessen en andere zachte vruchten.

Klank

De tuinfluiter roept smakkend 'tsek tsek', meestal wordt dit snel herhaald. Er is sprake van een luide zang, welke meestal wordt voortgedragen vanuit dichte struiken. Het is muzikaal en kabbelend, waarbij u kunt denken aan de haastige merelzang, met volle spetterende tonen.

Karakteristieke kenmerken

De tuinfluiter is een trekvogel. Als 's winters de insectenvoorraad in Nederland terugloopt zoekt hij zijn heil ten zuiden van de Saharawoestijn in Afrika. Daar zijn altijd volop insecten. Broeden doet hij toch in Nederland, dat is wat frisser. Hij komt meestal zo ongeveer van eind april tot eind mei in ons land terug. In ons land zoekt de tuinfluiter dan een plekje op waar wat struiken en bomen staan die het liefst niet al te oud zijn.