Goudvink

Goudvink

De goudvink (Pyrrhula pyrrhula) is compact en lijkt halsloos. Hij heeft een korte, dikke snavel, een zwarte kruin en gezicht. Hij heeft een witte stuit welke vooral opvallend is tijdens het vliegen. Het mannetje heeft een lichtgrijze rug en een diep rozerode onderzijde. Het vrouwtje heeft een grijsbruine rug en een minder intens gekleurde roze onderzijde. Het juveniel heeft een grijsbruine kop zonder donkere kap.

Grootte

Met zijn 15 cm even groot als de vink. Zijn spanwijdte van maximaal 26 cm is wel wat kleiner dan die van de vink die een maximale spanwijdte heeft van 28 cm.

Gewicht

21-27 gram

Habitat

De goudvink komt wijdverspreid voor. Hij broedt in bossen, parken, begraafplaatsen, tuinen, boomgaarden, bosranden en lanen. Het is vooral een standvogel.

Nest

Het nest is goed verborgen in naaldbomen, soms ook in hagen en struiken.

Jongen

Tussen april-augustus 2 broedsels, per legsel 4 tot 6 paarsgestreepte, groenblauwe eieren

Voedsel

De goudvink eet knoppen, zaden, groene plantendelen, bessen en insecten.

Klank

De goudvink roep kort, weemoedig, fluitend 'djuu' of 'duu'. Bij het opvliegen maakt hij korte roepjes zoals 'buut buut buut'. Zijn zachte zang bestaat uit zwakke, aarzelende fluittonen vermengd met knarsende en krassende tonen.

Karakteristieke kenmerken

In tegenstelling tot veel andere tuinvogels, zoals de fitis, blijven paartjes het hele jaar trouw aan elkaar. Het mannetje neemt de leiding bij het kiezen van een nestplaats. Hij leidt het vrouwtje naar de plek waar het nest gebouwd moet worden, meestal bij een dichte heg of den. De jongen worden wel door beide ouders gevoerd. Het favoriete voedsel van de goudvink zijn zaden. Ook eet hij knoppen van fruitbomen tegen het einde van de winter. Toen ze nog talrijk waren zorgden ze voor veel schade bij boeren. Heel soms willen ze voederstations in tuinen bezoeken. Ze eten dan voornamelijk pinda’s en zwarte zonnebloempitten.