Fitis

Fitis

De Fitis (Phylloscopus Trochilus) is aan de bovenzijde licht olijfgroen en aan de onderzijde geelachtig. Hij is aan de buitenkant moeilijk te onderscheiden van de tjiftjaf, maar zijn poten zijn licht en het verenkleed is lichter en met gelere tinten. Ook heeft hij een lichte wenkbrauwstreep die meestal duidelijker is dan bij de tjiftjaf. Het verenkleed is zeer variabel en bij sommige veel bruiner, bijna zonder geel.

Grootte

Kleiner dan de huismus

Gewicht

10 gram

Habitat

Het is een zeer algemene en wijdverspreide broedvogel in lichte bossen, bosschages, parken, grote tuinen, moerasgebieden en andere open landschappen met veel bomen en struiken. Het is een trekvogel die overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara.

Nest

Ze maken een ovenvormig nest met een zij-ingang dat goed verborgen ligt in dichte vegetatie, op of vlak boven de grond.

Jongen

De fitis broedt in mei-juni met 1 à 2 broedsels, per legsel 3 tot 6 eieren.

Voedsel

De fitis eet insecten en spinnen.

Klank

Hierbij is het gemakkelijkste onderscheid met de tjiftjaf. Hij roept zacht, tweelettergrepig 'hoe-iet'. Er is sprake van een weemoedige zang die bestaat uit een vloeiende serie aflopende fluittonen. Bijvoorbeeld 'sie sie sie wuu-ie wuu-ie wuu-ie swie swie swie tuu-ie tuu-ie dei da da da'. Bij de opbouw van de zang kunt u denken aan die van de vink.

Karakteristieke kenmerken

De fitis is zeer levendig en foerageert op rusteloze wijze. Hij speurt voortdurend naar prooien op takjes en bladeren. Fitissen zijn zo licht dat ze zelfs tot de buitenste twijgen kunnen zitten om prooien te zoeken. De meeste vogels zouden hun evenwicht niet kunnen houden op zulke dunne takjes. Fitissen zijn polygaam. Dat betekent dat de mannetjes vaak met meerdere vrouwtjes tegelijk een nest hebben, maar helpen wel al deze vrouwtjes met het voeren van de jongen. In het voorjaar keert het mannetje als eerste terug, zodat een territorium bezet kan worden voordat de vrouwtjes arriveren.